In 't brutaal rumoer van de zonnige speelplaats vol kinderen stond 't jongetje alleen. In 'n schaduwhoekje bij de stoep der linkse achterdeur stond hij en sleep er op de harde, arduinen rand z'n griffels, één voor één. Bedaardjes, met kleine, precieze streekjes sleep hij ze in lange, zacht afspitsende punten, nu en dan kritisch ze beziend en hun scherpte beproevend op z'n bleek en spichtig vingertopje, en lei telkens als er een voltooid was, die keurigjes naast de andere in de houten doos, open neergezet op 't dichtstbije stoeptreetje, met voldoening beschouwend z'n eigen arbeid.
Nu en dan, onder 't aandachtig slijpen, keek hij om, maar dan dadelijk, gerustgesteld, weer voor zich. Hij zou nu wel met vree gelaten worden, meende hij, de anderen waren druk in hun spel, letten niet op hem.
En telkens, als uit 't egaal geroezemoes 'n ruzietje opkraaide, met schelle kijfstemmen van meisjes, wier vreedzaam kringetje ruw was verbroken door tierende bende van jongens uit de hoogste klas, schaduwde er 'n klein lachje om z'n bleek mondje... omdat hij tevreden was, tenminste ongemerkt en rustig te kunnen staan griffel-tjes-slijpen buiten de herrie.
Maar in hem was er geen vrede. Telkens met 'n raar, bonzerig voelen in z'n buikje, kwam 't weer in 'm op, de gedachte aan 't akelige, 't benauwde, dat 'm te wachten stond, dat niet te vermijden meer was. En hij kon zich haast niet denken, dat 't straks twaalf uur zou wezen en alles voorbij, en alles weer gewoon, en't moeilijke dan al doorstaan, 't vreselijke geleden. Hij keek, z'n griffels nu allemaal klaar, met z'n rugje geleund tegen zijkant van hoge-stoep, naar de school voor 'm die in 'n driekwart-vierkant gebouwd, de speelplaats besloten hield, waarop de achterramen van alle klassen uitzagen. Z'n ogen gleden daarlangs en tussen de ramen van twee andere klassen, de vierde en de zesde, herkende 't jongetje die van z'n eigen, de derde. En dat vond hij nu, als altijd, weer leuk, zo van die klas, die 'm binnenin toch helemaal intiem was en vertrouwd, 'n kijkje, te snappen van de speelplaats af door de ramen, net of 't eigenlijk niet mocht. In de vensterbank zag hij de flessen en bloempotten van de meester... en 't leek 'm net of alles anders was dan als je 'r binnenin tegenaan keek. Ook de gordijnen, die zag je immers
9