ziet staan, dan weet je toch ook dat al die jaren voorbij dat huis gegaan zijn, en dat huis staat er nog, het is oud.... maar eenmaal werd het gebouwd! Daar heb je nooit aan gedacht. Ze komen naar je toe, al die jaren.... en ze gaan door je heen.... en ze gaan weer van je af.... en eenmaal zullen ze veertig jaar zijn, en Moeder zeventig en Vader tachtig.... Waar neemt Vader ze nu ineens mee naar toe? En waar haasten zich alle menschen plotseling heen? In de muziektent zal een heer een redevoering houden! Gauw erbij, de meesten zijn er al. Je hoort nu plotseling geen voeten en geen stemmen meer, je hoort den wind die over de kleine blaadjes gaat, je hoort ineens de vogels, je hoort de muziek van de houtzagerij....
Vader zegt dat de heer heel mooi heeft gesproken. Zij hebben niet zoo heel goed geluisterd en niet zoo heel veel verstaan —; tusschen de lijven en beenen van groote menschen zag je grappige grindfiguren. Nu is het tijd om naar huis te gaan, door het andere hek, dan waardoor ze kwamen. Kijk, het boompje....! De teere blaadjes ritselen in den wind, glinsteren in de zon als waren ze dun met zilver bestreken of over-strooid. Is het niet net alsof ze iets met het boompje te maken hebben? Ze zullen groot en oud worden met het boompje gelijk.... En zullen ze dan over dertig jaar weer hier met Vader staan?
64