mag zijn.... ze ziet hem nog niet, blijft staan en kijkt eens om.... er zitten menschen in de veranda aan den achterkant van het huis, boven het kleine bloementuintje, er is visite, misschien iemand jarig? Ze kijkt gauw weer voor zich uit, want Kleij komt langs het pad, haar achter-op. Ja, er is stellig iemand jarig, want hij heeft zijn gewone broek niet aan, ook niet zijn Zondagsche, maar evenmin zijn daagsche. Zelden ziet ze hem hooger dan zijn horlogeketting, bijna nooit kijkt ze hem aan, ze is een beetje bang voor hem.... Prrt.... daar vloog een zwaluw bovenhaar hoofd, het land in, zie hoe hij glanst.... en je hoort hem nog ver, want o, het is zoo stil.... hier ben je ook heelemaal buiten, midden-in het land. Wat zou het nu heerlijk zijn, als Kleij eens wat zei, of als je eens wat vragen dorst, zoodat je te weten kwam, waarom de peterselie juist hier staat en de spinazie juist daar, en waaraan je ziet of de worteltjes groot genoeg zijn.... maar hij zegt nooit een woord.... en nu ook, nu hoor je alleen zijn mes, dat door de gladde steeltjes roeft, terwijl zijn groote, roode hand de blaadjes bij elkaar gevangen houdt.... die bewegen daardoor nog in het mandje, alsof ze leven, tot ze weer los en uit-elkaar gesprongen zijn. Nu de selderie.... je ruikt onmiddellijk het verschil.... en ze denkt ineens aan thuis en aan de soep.... Er tjirpen overal vogels, die je niet ziet....
Achter Kleij loopt ze nu het tuinpad weer over en naar het huis, dat donker lijkt, zoo uit de zon gezien, kijk, een mooiere jas dan anders heeft hij ook aan! Ze gaf een gulden, want Moeder had geen ander geld, en ze moet nu wachten, terwijl hij wisselen gaat. Er zitten drie juffrouwen en een heer in de veranda, en op de tafel staan glazen.... en advocaat.... en
48