MANESCHIJN MET KOEK
Moeder alleen is se op het plaatsje VK&iJachter het huis; moeder zit op het yl i*houten stoepje, ze schraapt wortelen (AvV AVn ze Singt: ״Mijn dierbaar Spanje... {*^•fX^^ijlarïd mijner vaad'ren, mijn dierbaar Spanje.״ land waar ik woon..." Moeder kent zeker het liedje niet verder, want ze komt altijd weer op diezelfde regels terug, maar dat hindert niet, dat is juist wel goed. Het kleine meisje laat zich behaaglijk tegen het hekje hangen — maar Ze geeft ook wat wicht aan haar voeten, want de latjes zijn wrak — en ze kijkt naar moeder en ze heeft een heerlijk slaaprfg gevoel op de oogen. „Mijn dierbaar Spanje... land mijner vaad'ren... mijn dierbaar Spanje... land waar ik woon." Hoeveel wortelen liggen er nog in het mandje... als moeder met iets klaar is, gaat ze altijd dadelijk wat anders doen... en dan zingt ze misschien niet meer. En dan... Zooeven, toen moeder ophield om de tweede bos te halen, was alles plotseling anders, bijna alsof het er heelemaal niet was. De sloot, het huis, de lucht, de boom, hun boom, dien je overal ziet... als je weten wilde of het alles er nog stond, dan moest je er met opzet naar kijken... maar toen moeder weer op het stoepje zat en weer zong.׳ „Mijn dierbaar Spanje... land mijner vaad'ren !" toen was alles er weer vanzelf, desnoods hield je de oogen dicht, ook was het vlak-bij, je hoefde nergens met opzet, om te zien, naar te kijken. Dat is altijd heerlijk, als alles vlak-bij en vanzelf bij je is, — en daarom moet moeder blijven zingen. Telkens plonst er een wortel in het water, een dikke goudvisch, die vliegensvlug spartelend