69
schaafd en zachtaardig grijsaard en koos zorgvuldig de zangstukjes voor zijn onderricht, maar de meisjes rijmden spotliederen op zijn doofheid, zijn pruik en zijn tanden en zongen die luidkeels inplaats van de rechte woorden, terwijl de oude man voor de klas met een zwierig genoegen zijn stokje zwaaide en links en rechts het bovenlijf boog en goedkeurend knikte om zijn tevredenheid te toonen en tegelijk hoe wèl hij alles verstond, een triesten doovemanslach om zijn zachten, geschoren mond. Somwijlen speurde hij het onraad in het verstolen lachen en het blinken der oogen, ving een klank op en de lach bestierf op zijn gelaat, wantrouwig luisterde hij, met boos-loerende oogen. Dan zongen de meisjes de richtige woorden, zetten effen gezichten en de lach herstelde zich, het stokje zwaaide en de pret begon van nieuws af aan.
Toen er nu eens een nieuw zangstukje was ingestudeerd, waarvan de val zich niet makkelijk tot rijmelen leende, kwamen er op een middag twee van de meisjes naar Heieen toe en vleiden haar en zeiden dat zij, die zulke mooie opstellen schreef en altijd precies' de goede woorden vond bij de les in stijloefening, ook zeker wel een nieuw vers zou kunnen dichten op doofheid, pruik en valsche tanden. De heele klas drong vragend om haar heen, Heieen proefde plotseling in overmaat het zoete der vleierij. Ze aarzelde zelfs niet, ze lachte en knikte en beloofde met blinkende oogen en dacht