67
oude jaren op de kinderschool, als was toen alles louter heerlijkheid geweest, ze sloot de oogen en zag haar plaats naast het raam, in zonnigheid of halfdonker, naar het uur van den dag en het wisselend getij, en proefde de dagen van zomer en winter in hun verschillenden smaak, herdacht schreiend haar verloren vrijheid en kermde tegen den dwang. Hoe zoet en lieflijk scheen al dat voorbije —, had ze toen werkelijk geen verlet gehad?
En de droomen, de nare angsten? Het was nu herinnering;- wat voorbij was, steeg op in een glans van teederheid en kon niet anders dan met dankbaarheid herdacht zijn. Een nieuw huis was neergezet op de plek van den Chineeschen muur, doch in de avonden van April, wanneer het bleekend blauw in zijn verval zich siert met den gloor van vroegbloeiende sterren, dan herleefde de dag, die nimmer sterven kon, met kleur en gerucht in het ruischen van den wind door de teedere berkenblaadjes en beving Heieen met een zoete zwaarmoedigheid.
Heieen wilde niets liever dan zoo maar altijd in nevel en bevangenheid vertoeven, waarin geen werkelijkheid haar deren kon, doch het leven rukte haar in het open licht en het open licht toonde haar de rauwe wonden van haar hart. Eenzaamheid, eenzaamheid —, het was een schoon bezit voor vrijen dag en avonduur, maar menschen leefden nu eenmaal te zamen op aarde, er moest toch ook voor