53
dingen en tastte daar gestadig naar. Ze wilde ook weten, wat het grappige is in grappige dingen en het mooi in mooie, ze was niet meer tevreden met de zakelijke mededeelingen in de boekjes omtrent den gemoedsaard der verschillende volkeren en stammen en zou graag hebben willen weten, waarom juist een Gasconjer meer dan andere menschen liegt, zooals in het aardrijkskunde-boekje stond. Ook dingen van andere natuur verontrustten haar vluchtig met de verborgen raadselachtigheid van hun binnenste achter schijnbaren eenvoud. Ze zag het zaailand in de lente klaar voor nieuw gewas
— het was haar geleerd, dat de boer niets vermocht zonder God en het geleek haar dat evenmin God iets vermocht zonder den zaaienden boer....; ze zag het overrijpe loof aan de boomen in de late herfst, bereid om af te waaien in den eersten storm,
— het loof wachtte den storm, maar de storm kwam altijd als het tijd was. Ze mijmerde over die vragen, welke soms in drommen op haar losstormden, — de wereld was van deze raadselen vervuld, elk moment ving zij ze op uit gesprekken .... overdacht ze op haar zwerftochten, maar vond hun verlossend antwoord niet.
Tegelijkertijd begon ze een behagen, dat haar zelf bevreemdde, in rekenen en meetkunde te vinden. Cijferen had altijd haar tegengestaan en evenzoo het omslachtig beredeneeren van wille-keurig-gestelde gevallen, — maar het leeren kennen van vaste en altijd-geldende wetten, die dan ook uit