32
snel opgewekte deernis, daar ze hem rijkelijk beloond achtte door het blijde besef van wat hij had verricht. Hij had macht om te dooden en schonk leven, macht om te wreken en vergaf, de hulde en de bewondering der anderen en de voldaanheid over zichzelf vooral maakten hem in Heleen's oog wel zoo rijk dat elk beklag overbodig was.
De verhalen, die haar zoodanig in verzet en in beroering brachten, dat zij ze soms niet ten einde toe lezen kon en in den telkens hernomen kamp tusschen weerzin en benieuwdheid de laatste het toch afleggen moest —, waren die, waarin plomp onrecht en redelooze onderdrukking zegevierden. Ze werd dan bleek en knarste haar tanden, balde haar vuisten tegen de beulen, die onschuldigen lieten zuchten in een donker hol, tusschen padden en geraamten, en rilde van een onbehagen, dat sterker nog was dan haar drift.
Dat onbehagen zwol tot walging, een gruwel, haar lijf en ziel te zamen aangedaan, wanneer er van smaad, mishandeling en foltering sprake was, en ze ondervond datzelfde later, als een jongen op straat haar en andere meisjes leelijke woorden naschreeuwde, doch veel erger dien keer, toen een vreemde man in een oploop haar aanraken wilde, en het allerergst toen ze zag hoe een heer, zwijgend en met opeengeklemde lippen, zijn jammerlijkjankenden hond, een gladden, zwarten hond, afranselde met zware, rake zweepslagen, terwijl