276
en in de verwachting naar nieuwe vreugd. He-leen's gedachten lagen stil en haar houding tegenover zichzelf en de menschen was een blijde en volmaakte vlekkeloosheid en onzelfzuchtigheid in wil en daad, met geen ander doel, dan dat zij hem aldus bekoren zou, zonder begeerte naar eenig ander doel of loon. Der hemelen klaarte scheen verwijd tot een eeuwigheid van licht en in de broze droomen harer nachten schemerde een onleefbare gelukzaligheid, dewijl ze hem liefhad. Terwijl het zomer werd, geurde de aarde en de dagen zetten zich zwellende uit als vruchten, die hun rijpheid tegemoet gaan, hoop groeide boven rede uit; de opgang van het getij begeleidde den opgang van Heieens verwachtingen. Doch tegelijkertijd minderde de staat van haar gezondheid, ze verviel zienderoogen. De spanningen der laatste weken, slapeloosheid en koortsig slapen, het zware werk in de warme school, angst en bedwang wreekten zich in veelvuldige hoofdpijn en vermoeidheid, die haar schouders brandend knakte. Ze verborg dit voor haar vriend, opdat hij haar niet zou ontraden te blijven komen en slikte drankjes om zich staande te houden. Zijn bezorgdheid streelde haar en zijn lof voor haar ijver schonk haar kunstmatige kracht en bedrieglijk vermogen tot volhouden. Doch eens op een keer, het was een warme, gedrukte middag, voelde ze zich na langen tijd gebukt staan, plotseling duizelig-klam en tot in haar lippen wit,