2Ó0
Ze moest zich geestig en begaafd toonen, niet als een doel, maar als een middel, dat hij door het betere gehalte van haar geest en haar begaafdheid bij voorbaat het betere gehalte van haar weemoed en haar leed zou erkennen, die toch boven geest en begaafdheid haar echte deel van leven waren, de eeuwige weemoed om de ongewisheid van het bestaan, het eeuwig leed om de menschen met hun geringe liefde en hun gering begrip — en die hij niet mocht vereenzelvigen met den flauwen praat van zijn bloedarme vriendinnetjes, die haar ״wereldwee" zes weken vergeten voor een mooi hoedje en voorgoed begraven onder de bloemen van haar verlovingsfeest.
Eindelijk bepaalde Heieen opnieuw een dag om naar hem toe te gaan. Ze ontzegde zichzelf het genoegen, wat bloemen voor hem mee te nemen, want ze wilde niet den schijn wekken, als zocht zij hem door ongevraagde gaven tot een tegen-verplichting van hoffelijkheid of genegenheid te dringen. Maar wel ging ze den vorigen avond vroeg slapen, opdat de glans van haar oogen niet door vermoeidheid verduisterd zou zijn en ze kleedde zich met voordacht en ongewone zorg. En ook ditmaal, zoodra ze in zijn huis en bij hem was, week alle onrust uit haar weg. Ze had haar plaats onder de lamp in het midden van het vertrek met opzet zoo gekozen en zette zich gebogen in den ouden armstoel, zoodat haar haren sterk glansden en haar voorhoofd daaronder in schaduw lag,