ig8
en kon zich vaak verblijden in de gelukkige oplossing van een moeilijk vraagstuk, of in wat ze uit geschriften aan kennis en verheldering won, zonder altijd weer opnieuw te worden meegesleurd in de vertwijfeling, dat zijzelf en elk mensch op de wereld tot zijn wroeten en zoeken, zijn gedachten en daden, werd gedreven en gedrongen buiten eigen wil of begrip en nimmer zou ervaren, waartoe zijn leven had gediend.
Ze leerde in dien tijd van inzinking tot betrekkelijke rust terugzien op de jaren die achter haar lagen en op haar bedrijf, haar worstelen, haar te keer gaan tegen zichzelf, haar vruchtelooze vermoeienissen en de onheelbare verwoestingen, die
ze in zichzelf had aangericht. Peinzen----altijd
door verwoestend peinzen en niet genieten, niet lijden, niet vechten —, waarom toch? Waarom was het haar opgelegd zichzelf en al haar droomen en verbeeldingen zoodanig te knauwen, zij, die met ongerepten droom en teedere verbeelding ruimschoots gelukkig had kunnen zijn? En waar had het haar gebracht, wat had ze geleerd en was ze nu werkelijk verder dan anderen gekomen? Het waren waarlijk niet alleen de dommen, de opper-vlakkigen, de opgeblazenen, het waren de besten onder de menschen, de geestdriftigen, de werkers, de dichters en kunstenaars even zoo goed, die vertrouwden op hun instincten en onderscheidden met hun gevoel en zich als uiterste verklaring voor hun drijven en willen tevreden stelden met woor