65
zichzelve losgelaten en ze vermocht het niet, het weer in zijn eigen verblijf terug te drijven en weg te kurken.
Dit gevoel, dat haar persoonlijk-zijn uit haar was weggevloeid, greep haar menigmaal plotseling beet als ze op straat tusschen anderen ging. Ze wist dan in zichzelf van geen wil en geen bewustheid meer, inplaats daarvan slechts schijn en spokerij, van buiten af aangewaaide toevalligheden zonder samenhang of zin.
Zoo zagen anderen haar en noemden wat ze aan haar opmerkten met namen en onderscheidingen, gelijk zij, wat ze aan hen opmerkte, noemde en onderscheidde, maar ieder voor zichzelf wist ongetwijfeld dat in hem alles spokerij was en bedrog.
Het gevoel van elkaar op die wijze te misleiden en niet anders te kunnen en in de oprechtste momenten te moeten twijfelen aan eigen oprechtheid en toch niet buiten eigen omvang te kunnen uitzetten, niet boven eigen hoogte te kunnen stijgen, eeuwig gebonden te zijn aan zijn eigen beperktheid en tegelijk die beperktheid te zien en te voelen, — overal rondom het goddelijke als aanvoelend, niets daarvan in zichzelf te kunnen vast en blijvend verwerkelijken, uur na uur te moeten leven, zonder iets van het eigen leven te begrijpen, te moeten handelen en besluiten zonder kennis en zonder vertrouwen, — benauwde en knauwde Heieen en in dit benauwde gevoel