XVII.
vDEREN dag duidelijker moest He-leen het wreede onderscheid ervaren tusschen het leven dat ze zich eens had gedroomd en het leven zooals het zich onder haar oogen verwerkelijkte. Haar volwassen ervaringen stonden op tegen haar oude jeugddroomen en bestreden die fel en heftig, en konden ze nochtans niet ten onder brengen. Ze waren te sterk geweest, ze hadden te lang en te zeer ongestoord op haar ingewerkt.
Alle dingen in haar jeugd hadden als samengespannen om haar verbeelding en niets dan die te voeden. Gedaanten, klanken, kleuren had zijzelf tot een wereld samengevoegd en van die wereld was zijzelf het middenpunt geweest; die wereld was in haar, die wereld was zij-zelf. Nu was ze tusschen de menschen gekomen en zag plotseling aan geen enkele dier gedroomde en waar-gewaande dingen vastheid en zekerheid meer.
Ze had zich gaarne met haar droomen verge