XV.
AREN lang worstelde Heieen als een verdwaasde ridder om een ideaal, waarmee ze zichzelf niet helpen en anderen niet dienen kon. En al die jaren was ze in waarheid eenzaam tusschen de menschen en leed in eenzaamheid de smarten en ontgoochelingen van het zelfonderzoek. Het had haar beet en liet haar niet meer los.
Ze kon in het leven der menschen niet deelen, want het voerde af van den rechten weg der waarheid, dien zij zocht. Wilde ze ooit iets van zichzelf, van anderen, van het leven en zijn raadselen leeren begrijpen, dan moest zij anders zijn. Lang en gezet nadenken over het verblijf in het huis van haar oom had haar de overtuiging gegeven, dat dien menschen daar alles ontging, omdat ze te veel van hun eigenliefde vervuld, voortdurend door zichzelf belemmerd waren. Dat was de oplossing. Ze woonden daar als in een huis, dat nergens een