125
en dan ook haar eigen geheim.... haar eigen kern----
Dit tasten boven macht en krachten vermoeide Heieen weliswaar, maar het vervulde ook haar levensdagen met een sinds haar kinderjaren ongekende volheid en warmte. Niets kon haar meer verrukken dan het vooruitzicht, den kerker, die haar geheim verborg, te doen opengaan, haar kern te vinden — en als haar voorgevoel dan waar was, dat uit die kern al haar daden, gevoelens en gedragingen voortkwamen, dan moest er ook in die daden, gevoelens en gedragingen een gemeenschappelijkheid zijn, iets als de familietrek van de kinderen uit één geslacht, als dezelfde smaak der vruchten van eenzelfden boom.... Stond er ook niet geschreven: ״Aan de vruchten zult ge ze kennen." Waar had ze het ooit gelezen? O, het was op school geweest in die leesles van den Gelderschman, die meereed op een boerenkar en telkens wilde raden of de voerman ״een fijne" was of niet.... ״Aan de vruchten zult ge ze kennen...." Daden van menschen waren als hun vruchten.... daaraan konden hun redenen gekend zijn en zijzelven. Zij ook, door zichzelve____
Heieen had in haar jeugd haar eenzaamheid geleden, ze was in weinig dingen onderricht en altijd op zichzelf aangewezen geweest. Ze had in haar herinnering een aantal momenten opgegaard en vastgehouden naar hunne indrukken — zooals dat van het plotseling stilstaan der klok —, dat