120
bedwang. Daar zijzelf zooveel had geleden onder misverstaan en verstooting, vreesde ze zéér dit anderen aan te doen, ze wees dus nimmer eenig mensch terug, die om vriendschap of hulp bij haar kwam. De liefde van de menschen en hun waardeering, reeds het enkele feit, dat ze haar opmerkten en zochten, dit alles zóó lang ontbeerd, leek haar bovendien zoodanig kostbaar, dat het gretig moest aanvaard en nimmer teruggewezen mocht worden. Te bemerken, dat iemand haar aantrekkelijk vond, bewoog haar dankbaarheid tot tranen toe en de persoonlijke waarde van hen, die aldus vleiend tot haar kwamen, leek haar van gering belang. Daardoor verwierf ze te plotseling, te veel en te losse vriendschap en bijtijden drong het alreeds pijnlijk tot haar door, dat de hare maar weinig werd gewaardeerd, omdat ze zoo licht was te winnen en dat zij-zelf soms werd bejegend met een gemeenzaamheid, die dan meer geringschatting was dan vrije kameraadschap.