103
Het was het van lange jaren bekende gevoel:
verlangen en niet weten waarnaar____het zelfde,
dat haar plotseling was aangewaaid uit de donkerte rondom de verlaten gasfabriek, uit het gesnater der bonte eenden ver in de wei, uit orgelmuziek, door den wind verdeeld en gebroken.... maar zwaarder en smartelijker nu dan ooit.
Heieen kon noch zichzelf, noch anderen in die omgeving vermaken, noch konden anderen het haar; haar schuwheid nam toe, de rest van haar zelfvertrouwen slonk weg. Ingekneld aan alle zijden als tusschen muren van hoogmoed en zelfverzekerdheid, voelde ze zich elke eigen zekerheid ontgaan. Alle anderen hadden hun meeningen, hun houding, hun smaken, zij alleen had niets, was niets, kon niets. Ze geloofde en zweeg, toen haar werd voorgehouden dat ze ook al niet eens ,,muzikaal" was, omdat een pas-aangekochte, blinkende en schril-schreeuwende grammofoon haar niet tot bewondering vervoeren kon, ze verloochende en verstak haar liefde voor de smachtende wijsjes der draaiorgels op straat, sinds ze zich daarom ,,ordinair" had hooren noemen. Ze werd nog eens meegenomen naar een avondfeest en zag daar haar beide nichten in kleurige uitheemsche jurken, schitterend van loovers en met schoenen helderrood bestrikt, heel zwierig en losjes, een samenspraak uitvoeren, waarvan ze dagen lang werk hadden gemaakt, zoodat hun kamer al dien tijd voor Heieen gesloten was geweest. Ook nu