smaken eigenlijk zuiverder dan tuinframbozen. Toch, duizenden bij elkander zagen we er nooit. Dat luilekkerland wacht ons heden, mogen we Nicht geloven, als loon voor ons gezwoeg.
Want bergop gaat het moeizaam, langzaam en zwaar. De dames zwijgen. Meen niet dat hun conversatie is uitgeput, geenszins, slechts hun adem schiet tekort. Straks, bij de zure room in het Gasthaus, wanneer we ons doel hebben bereikt, zal Nicht ons verder expliceren hoe het komt dat ze niet met de grote P. - de ook ten onzent beroemde Weense kluchtspeler - is getrouwd, hoewel alles zich liet aanzien dat ze wèl met hem zou trouwen. Voor het ogenblik moet ze krachten en adem op de klauterpartij concentreren. De jongens en de kittige kleine - maar een beetje vroegwijze en vroegrijpe - Licia zwijgen nooit, maar ze zijn een heel eind vooruit. Geenszins zou ik, met een variant op de pessimistische uitspraak van de man die steeds meer van de hond ging houden, naarmate hij beter de mens leerde kennen, willen beweren dat ik koeien boven dames de voorkeur geef. Maar soms hoor ik toch liever koeien dan dames. Ik meen dat mijmerzachte, dat droomzoete geluid van de klokken om hun hals, de vredige woudmuziek, die overal rondwaart tussen de bomen, waar de beesten zelf onzichtbaar zijn, traag van tempo als hun trage grazen, soms vlakbij, soms heel ver, naarmate de kudde zich verstrooide. Heel vroeg al in de morgen drijven de mensen tegenover ons hotel het vee de stal uit en de bergen op, en ik weet zeker: meer dan eens moet hun klokkenmuziek zich in mijn dromen hebben gemengd en mij uit roezige verschrikkingen hebben weggeleid naar 'waat'ren van rust'.
Zou ik dan aarzelen, mij aan die bekoring over te geven,
49