DE KLAS VAN TWAALF
,,En te denken, dat we haar niet eens aan de kaak kunnen stellen, dat we er over moeten zwijgen, omdat er natuurlijk niets van uitkomen mag.”
,,Ja, en het ergste... dat we haar zelf niet eens mogen laten merken, hoe we haar nu doorzien, hoe we haar nu kennen, wat we van haar denken.”
,,En de baas! Die zo hoog met haar loopt. Die haar in alles haar gang laat gaan. En je kunt overigens zeggen van de baas wat je wil, hij is streng, hij geeft miserabel les, hij trekt sommigen voor, maar zó vals is hij niet!” Ze kookten. O, dat ze nu juist zelf te veel „boter op het hoofd hadden, om in de zon te durven lopen.”
„Als we haar eens.... een anonieme brief schreven...?” opperde Tine Maas.
„Ja, ja!” jubelde Door. „Met drukletters! Uit de krant geknipt. „Mejuffrouw! Gij zijt ontmaskerd! Uw ware aard is thans klaarblijkelijk....”
„Gebleken....” vulde Lea ijverig aan.
„Klaarblijkelijk gebleken!” hoonde Jeanne Sixma.
„Er moeten toch juist fouten zitten in een anonieme brief,” verdedigde zich de bedremmelde Lea.
„Je schijnt het meer bij de hand te hebben gehad,” spotte Leida.
„Maar wat zouden we in vredesnaam in zo’n brief kunnen zetten, zonder onszelf te verraden?” vroeg Anke. „Ja.... wat?” Ze dachten even na.
„Ik weet het! We schrijven dat een niet nader te noemen individu....”
„Individu!” schaterde Nel. „Dat kun je niet schrijven. Dat zeg je alleen van een „ongunstig heerschap”. „Persoon dan....”
„Enfin, dat zien we wel. We schrijven dat zeker iemand een zekere gemaasde teen per ongeluk had thuis gelaten en toen van een ander zeker iemand die teen even had geleend. Enkel die teen, want dat was het gemeenste! Drie punten verschil! Over de rest zwijgen we natuurlijk.”
56