IN DE KNOEI
nog liever drie keer de hele „Overwintering” over dan één keer de „Theorie van de Kous.”
En Door, die op de hele lagere school en zelfs op de bewaarschool met haar in de klas had gezeten en altijd haar beste vriendin was geweest, Door had verteld, dat ze het daar ook al had vertikt. Toneelen hadden ze beleefd! Ze bewaarden daar hun handwerkboeltje in lege sigarenkistjes, die kreeg je van school, een eigen doos of mand, dat mocht op de „volksschool” nu eenmaal niet en een keer, op een visite bij hen thuis, had Nel tegen Door’s vader gezegd: „Hè toe, mijnheer, neemt u dat sigarenkistje een beetje weg, want als ik het ruik, is mijn hele plezier bedorven.” Ze overdreef natuurlijk vreselijk, ze keerde haar hoofd om als ze langs een sigarenwinkel ging, en ze zei: als grootvader rookte, liep ik het huis uit! Omdat „nuttige handwerken” eigenlijk geen examenvak was en ze er toch nooit een aparte acte voor zou kunnen halen, had ze haar grootvader net zo lang geprest, tot hij naar de directeur — de norse examinator met de waterige groen-grijze ogen! •— was gegaan om vrijstelling voor haar te vragen, ze wilde dan die uren graag aan iets anders besteden, maar de directeur had de oude heer zo vreselijk afgeblaft, dat hij helemaal ontdaan was thuisgekomen. En sedertdien voerde Nel voor „nuttige handwerken” geen klap meer uit, en was het niet geweest om juffrouw Bloemhof, dan zou het al veel eerder misgelopen zijn, maar met juffrouw Bloemhof had Nel geweldig geboft. Ze volgde in de waardering der meisjes onmiddellijk op mijnheer Adelink, de plant- en dierkunde leraar. Ze was een gezellig oud mensje en ze presenteerde soms pepermuntjes onder de les! Je mocht ook gerust wat met elkaar praten. Zelf vertelde ze graag van haar eigen jeugd. Haar vader was officier en een heel streng man geweest, die met alle geweld had gewild, dat ze heel veel leren zou, vooral rekenen, wat ze juist helemaal niet kon. Handwerken alleen had ze altijd prettig gevonden, ze had ook de acte voor „fraaie handwerken”, ze kende
43