DE KLAS VAN TWAALF
beeld van een dokter, die weliswaar niet ,,in zijn beroep is verhard”, maar voor wie aan huiselijk leven niet veel meer is overgebleven. Voor zijn kinderen had hij nooit meer dan halve aandacht gehad, zelfs op hun gezondheid zou hij, zonder zijns vrouws aandringen, niet altijd hebben gelet. Zijn vrouw had de kinderen opgevoed, bijna zonder zijn steun. En gemakkelijk was dat niet geweest, met drie zo uiteenlopende, elk op een andere manier moeilijke karakters.
Frits, de oudste, was wel altijd makkelijk en meegaand geweest, maar die makkelijkheid en meegaandheid kwamen eigenlijk vooral uit gemakzucht voort. Liefst liet hij zich maar zo lui-weg door het leven rollen en ondanks zijn uitstekende hersens had hij toch nog kans gezien op de H. B. S. een keer te blijven zitten. Iedereen hield van hem, met iedereen ging hij vriendelijk om, even gemoedelijk met de tuinmansjongen als met zijn academievrienden, want hij wilde zo graag door iedereen aardig worden gevonden. Zijn gemakzucht had hem wel een beetje tot een allemansvriendje gemaakt.
Emmy’s karakter vertoonde in vele opzichten daarvan het tegendeel, ze kon helemaal niet goed leren en ze had „airs”, „aria”, zoals Frits het uitdrukte. Tegenover de dienstmeisjes en de leveranciers, in het algemeen tegenover „de mindere stand” had ze altijd nog een hoog toontje aangeslagen. En als ze dan zo, wat Frits noemde „de freule speelde”, noemde haar vader haar lachend „Oma Mievelt”, want dan leek ze, beweerde hij, sprekend op zijn grootmoeder. En hij maakte haar uit voor nuf en voor nest, maar eigenlijk stond zijn oudste dochter hem nader dan zijn jongste. Anke was naar haar vaders smaak te ernstig, te „modern”, te „idealistisch”. In zijn hart vond hij dat meisjes maar naar kostschool moesten gaan en aardige japonnetjes dragen —-, maar hij liet van die voorkeur en die gedachten niets blijken. Toch voelde Anke.het wel, en ze wist dat ze in haar moeder alleen een bondgenoot had.
24