Prometheus

Titel
Prometheus

Jaar
1919

Druk
1946

Overig
2ed 1946

Pagina's
624



goed, ziedaar wat er op den bodem ligt van alle argumenten tegen den onvrijen wil. En dit is inderdaad volkomen natuurlijk in hem, bij wien het ,,distinctiegevoel" (het maatschappelijk gevoel) overheerscht en die dus wel degelijk voor het breidelen zijner begeerte naar distinctie een loon, een voldoening, een distinctie verwacht, zij het alleen maar die van beter te zijn dan anderen, wat uit hun straf en schande blijkt.

Daar men bovendien alleen kan begrijpen wat men is en het Eenheid-willend temperament meer verschilt van het Distinctie-willend temperament dan een Engelschman van een Polynesiër, kan de bezitter van het laatste zich de bedoelingen van den eerste niet anders verklaren dan door diens behoefte, eigen begane misdrijven goed te praten of voor nog te begane een vrijbrief te vragen en ook dit behoeft ons niet te verbazen in menschen, die stellig vaker hebben geluisterd naar redeneeringen met een vaststaande, voorafbepaalde, practisch-zedelijke bedoeling of strekking, dan naar de ontwikkeling van een probleem, waarbij de spreker noch van iets uitgaat, noch tot iets verlangt te komen, en waarin het niet om het „nuttige" of „schadelijke" der conclusie, ja zelfs in het geheel niet om een conclusie, maar om de zuiverheid der redeneering gaat.

Dit zijn geen „argumenten" van heden of gisteren, men vindt ze reeds in de briefwisseling van Spinoza met zijn L׳on-denschen vriend Oldenburg, waar deze hem de volkomen gelijkluidende bezwaren der Christelijke tijdgenooten tegen Spinoza's vervanging van „Vrijen "Wil" door Noodwendigheid overbrengt. Spinoza antwoordt daarop in zijn bedaarden, goedmoedigen trant, met de zeer curieuze uiting — waarop we ter zijner tijd terugkomen — dat dit alles de redeneeringen zijn van hen, die de menschen gehoorzaam, niet wijd willen maken 1 Een zinnetje, waaruit zal blijken heel wat te halen te zijnl En hij herhaalt dan altijd maar weer zijn argument — of liever zijn geruststelling aan hen, die voor tuchteloosheid vreezen - dat de deugd alleen het ware geluk, de ondeugd het ware ongeluk is. Wat Plato ook al zeide — in tegenstelling met velen zijner tijdgenooten, die den tyran wèl haatten, maar tegelijk benijdden — „de tyran is niet alleen de slechtste, hij is ook de ongelukkigste mensch."

Velen, die met de argumenten van „straf" en „belooning"

Prometheus 4

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.