De Rebbe zette z'n hoogen hoed af en frommelde uit den achterzak van z'n vale soep jas een zwart fluweel kalotje te voorschijn, dat hij langzaam over z'n kalen schedel heen trok. Hij keek handenwrijvend rond over de witte tafel, waarop de aarden schoteltjes vol dadels en rozijnen en nootjes en sinaasappels stonden klaargezet. Sinds jaren — al den tijd na z'n vrouws dood en het huwelijk van zijn eenige dochter ■— huisde hij alleen in 't huisje bij de sjoel dat hij in vrijen woon had van de kille. Op Sjabbes werd hij meestal uitgevraagd en de Seideravonden kwamen gewoonlijk zijn schoonzoon en dochter bij hem doorbrengen. Zelf kon hij dan niet worden gemist, maar de Poeriem — dan was er den anderen dag geen sjoel — vierde hij gemeenlijk daar. Nu dit niet ging, was hij vergenoegd om de uitnoodiging, die hem een ongedacht-prettigen avond bezorgde.
Ze namen hun Megilla's en zetten zich tot de gewijde voordracht. De moeder schoof haar stoel dicht bij die des vaders, om mee te kunnen lezen in zijn rol. De mannen en de jongens lazen nu overluid, hoewel met gedempte stem, en de moeder stil-lippen-prevelend, zonder geluid. Roosje probeerde te luisteren en te begrijpen, de geschiedenis was haar bekend, maar de voorlezing kon ze niet volgen; maar Esther verlangde, dat 't voorbij zou zijn en dat ze zouden gaan thee-drinken en lekkers-eten. Van een schoteltje rozijnen trok ze telkens er één slimmetjes bij 't steeltje naar zich toe en toen Roosje 't bemerkte, deed ze mee. Den vader ontging het, doch Daan, die las met ijver en aandacht, geboeid door dat verhaal van snoode list en vromen moed, van beloonde trouw en gestraft verraad, ergerde zich telkenmale om dat onverschillige kind, dat alleen dacht aan feestvieren en lekkers snoepen. Zouden zij daar nu om hun tafel zitten, als de vrome Joodsche Koningin in die oude dagen minder moedig en edel ware geweest! Dan
li