lessen. Ze gingen dadelijk weer zitten en antwoordden nuffig en met genepen mondjes van ja-tante en nee-tante en van dat-het-nogal-ging.
Maar hun moeder drong ze tot grooter uitvoerigheid en daar de kinderen niet wouen praten en maar wat grinnikten en schouderschokten, begon ze zélf. Met radde stem geurde ze met de dure scholen, waar haar meisjes gingen, en vertelde dat ze daarna naar kookschool zouën gaan — van een meisjesburgerschool hield ze niet, die maakte de kinderen te ge-emancipeerd, en haar meisjes waren, God-zij-dank, wat je noemt, échte meisjes....
Daantje was de kamer al weer uit, met 'n wenk naar Jozef, die niet durfde, maar wel graag had gewild, omdat hij zich ongemakkelijk voelde onder 't voortdurend lachen en liefkijken van Saar, precies als straks toen Tante hem zoenen wou. En de moeder verbaasde zich voor de zooveelste maal, dat haar broer met die vulgaire vrouw had kunnen trouwen.
Ze ontmoette Emanuel, haar eenigen broer, nu nog maar zelden. Hij was in zijn huwelijk wèl veranderd. Zij beiden waren met gelijk bezit begonnen, maar terwijl het hare al gauw was opgeteerd, had hij het zijne voortdurend vermeerderd. Vóór zijn trouwen was hij wel anders geweest, maar Lena had van hem een zakenman gemaakt, die nog alleen scheen te leven voor den beddenhandel, dien hij dreef ergens in de oude stad.
Daar, in de hitte van een bedompt magazijn, ploeterde hij den heelen dag, terwijl z'n vrouw koekeloerde voor de ramen van hun bovenhuis in een der nieuwe straten, 's Avonds kwam hij thuis en dan speelde Bets piano en Léonnetje kraste op z'n viool, en onder 't spelen kibbelden ze samen omdat er telkens één van de twee uit de maat was en ze kibbelden allebei met Saar, die ״geen aanleg" had, maar met alle geweld de blaadjes wou omslaan en dat
25