de naaister is verknipt. De situatie doet denken aan die in het huis van Harriet Beecher-Stowe, alleen ontbreekt bij Marianne Edema alle zelfspot; je zou als lezer eerder geneigd zijn haar van zelfbeklag te betichten.
Wie haar echter zou willen voorhouden dat ze, in plaats van zo pathetisch te klagen, liever haar zegeningen moest tellen: een vriendelijke man, aanhankelijke kinderen, geen echte geldzorgen, altijd huishoudelijke hulp, succes in haar literaire loopbaan - zou het essentiële punt toch over het hoofd zien: Marianne heeft geen keus, ze wordt gedragen én voortgejaagd door haar bestemming: het 'grote visioen, de arbeid van haar komende jaren (...) het afbreken en weerleggen, het neerslaan van ongegronde stelligheden (...), de hete, zware strijd tegen de fratsenmakerij, de kamp tegen de leugen': het uitputtende, illusieloze en toch enigzaligmakende graven naar de verborgen Werkelijkheid onder de verwarrende veelheid van verschijnselen, naar de wortels van menselijke drijfveren onder de woekering der dogma's. Uit die onontkoombare drang, die de 'hartstreng' is van haar leven, ontspruit ook haar verbittering tegen het lot, dat haar geen bestaan heeft toebedeeld in overeenstemming met haar aard en aanleg. De weerzin tegen het leven van alledag is geen uiting van kinderachtigheid, maar een volwassen vorm van wanhoop: de vertwijfeling van een vrouw die machteloos tussen tegenstrijdige verschijnselen van realiteit beklemd zit.
Carry van Bruggens persoonlijke worsteling om zich te bevrijden vindt een neerslag in dit sterk autobiografisch getinte boek, dat bij zijn verschijnen te weinig aandacht kreeg. Wellicht is nu de tijd pas rijp genoeg om het pathos doorzichtig en de wezenlijke elementen voor ons herkenbaar te maken.
Ruth Wolf
9