het rek, legt het op tafel) Dat is gauw gedaan . . . een stoel voor mij, en m’n eigen oude Hagodo . . . (Een inval, hij neemt een stoel van den wand. zet dien bij de tafel) En ook een stoel voor jou. Zoo zijn wc begonnen. Ik zat hier en jij zat daar. Zoo was het den eersten Seideravond van ons trouwen. En toen . . . een paar jaar later, toen zaten wc met ons drieën . . . (neemt stoel van den wand, zet dien bij de tafel, stem en gebaren nerveus) Een stoel voor Joscf . . . Joscf was een lief kind . . . Josef bad hart . . . hij was een goede jongen . . . hij had hier moeten blijven bij mij in den winkel .. . dan zou hij tenminste hier vanavond bij ons zitten. Hij had nooit naar Amsterdam moeten gaan . . , dat heeft hem bedorven . . . Amsterdam is te weelderig, Amsterdam deugt niet ... De Joden die deugen er niet ... ze denken aan spotten en aan pret maken ... ze pronken zich op met strikken en met kwikken. Ze loopen met Sjabbes met sigaren in hun mond. Je moet sterk zijn om daar tusschen te leven, en toch vroom te blijven. Joscf die kon daar niet tegen, het heeft hem bedorven. (Even stilte, stem peinzende ).
En toch. als Joscf een andere vrouw had gekregen . . . dan was Joscf een heel andere man geworden. Als hij maar niet enkel naar een gezichtje had gekeken en naar een mooi japonnetje ... als hij maar getrouwd was met Bekkie Hartog, of met Simcba Kopcrman . . . dan was Josef niet van ons vervreemd . . . Ja, ja, . . . weet je wel moeder, dat wc hier met z’n achten hadden kunnen zitten? Hij, en zijn vrouw en zijn kind? (smartelijk) Weet ik of zijn zoon besneden is? . . . En misschien weet Josef niet eens dat het Seideravond is . , . misschien zit hij ergens in een café . . . misschien