stomd, letterlijk verbluft stond hij. Weet je nog wat hij toen vroeg? Hij vroeg den jongen wat er verder stond, maar hij mocht niet in zijn boekje kijken. (Luide, extatische stem) „Dit jaar hier, in het komende jaar in het land Israëls, dit jaar dienstbaar, in het komende jaar vrije lieden . . .” Zoo zei de jongen het op, geen woord was mis. Toen griende die man ... ze hadden hem versmeten en vertrapt ... ze hadden zijn vrouw en zijn kinderen vermoord ... we grienden allemaal ... jij werdt kwaad. De kinderen waren overstuur. Er werd geen stuk gegeten ... de soep bleef staan, ... de grem-zelics schoten over ... en daar hielden ze nog wel zoo van ... de een voor de ander wou niet naar bed . . . Essie durfde niet, omdat de deur open moest blijven. Ze was bang dat de Mosjieag zou komen, ’t Was zulk bar weer, en de jongen, Daniël, die werd kwaad. Je moet niet bang zijn voor de Mosjieag ... ik blijf waken totdat hij komt. Jij wordt kwaad ... je verboodt hem ... je zei dat hij naar z’n bed moest gaan ... en den anderen morgen vonden we hem slapen met z’n hoofd op de vensterbank . . . den hcelen nacht had hij daar zitten uitkijken in z’n hemd, om den Mosjieag te zien komen.
(Bitter) Toen was hij vroom. . . toen wou hij den heden langen dag Joum-Kippoer vasten... toen ranselde hij de jongens af,die opSjabbes bloemen plukten. Zeven jaar was hij. < Bevende stem / In geen zeven jaar is hij in zijn vaders huis geweest! (bukt zich) Huil je nou al weer? Huil je om den jongen? Ik bid je Sara. blijf rustig. Hoor wat de dokter zei . . . opwinding is levensgevaarlijk voor jou . . . (vast besloten) ’k Zal niet meer praten . . . 'k zal nergens meer over praten ... ’k ga klaar zetten en ik hou