aan ramboetan zou ze nog moeten wennen, zuurzak leeren klaarmaken, maar savoe-manilla, de aardappel-grauwe vrucht met het zachte, naar chocolade smakende vleesch en de gitgladde pitten viel bijzonder in haar sm,aak en van alle kanten hoorde ze zich beloven, dat ze die nu voortaan altijd in haar ״Goedang" vinden zou.
De avond was stil, buiten sjirpte een krekel, even, nauwelijks hoorbaar, ruischten de toppen der tjemara's; — soms knarste het grint, als de wachter naderde op zijn bloote voeten, dan keek deze en gene op en den tuin in, maar duister lag daar alles buiten den feilen, stralenden lichtkring van het huis. Ze wilden nu eigenlijk wel allemaal in dat duister verdwijnen, om na den langen dag het knellende livrei der beschaving, de zwarte rok, het witte hemd, te kunnen van zich werpen en 't moede lichaam verkwikking te gunnen in koele, luchtige kleeren, de schoenen uit te schoppen en blootsvoets uit te liggen in een langen stoel, oogen gesloten, de whiskey-soda onder bereik en dan te gaan slapen, maar die stemming was alleen vermoeidheid, geen wrevel of ontevredenheid. Eerder mengde zich in hun vermoeidheid na het tafelgenot een zeker zelfbeklag. Van Till was toch maar een gelukkige kerel, dagelijks zou hij nu dat jonge vrouwtje om zich hebben, altijd zou zijn huis in orde zijn, eiken keer na 't werk
.10