ineens wakker, voor het tuinhek. Werktuigelijk naderde Feenstra het karretje, steeg in, de onverwachte ruk, waarmee het paard zich plotseling in draf zette, deed hem bijna tuimelen, heenrijdend zag hij het baboefiguurtje weer langs het huis om den achtertuin ingaan, waar mangaboomen roerloos stonden hoog uit boven het lage dak...
.42