tjes en schoteltjes met lekkers om het theeblad schikken. Ze laat de chocolaatjes tot een torentje groeien, ze stapelt van de appels een piramide, verdeelt van de rozijnen en amandelen het bruin en blauw in mooie figuren over het bord en snijdt alvast de sinaasappelen tot parten. En daarbij zondert ze dan van alles wat af op een bord bijeen, dat mag vrouw Mol mee naar huis voor haar kinderen nemen. Ze is de Sab-bathvrouw, ze steekt het vuur aan onder de waterkei, ze wacht in de keuken tot het kookt voor de thee, en Moeder houdt haar daarbij gezelschap. Ze laat dan daarna alles van het bord in haar boezelaar glijden, slaat de punt om haar dikke, blote arm -, en nu rept ze zich op kousen met zachte klapjes door de gang naar de voordeur toe, nu trekt ze haar klompen aan, nu trekt ze de voordeur dicht en is weer buiten, — straks, veel later in de avond, komt ze nog eens terug om de lampen te doven, dan staan haar ogen klein, en zijn haar rode wangen dik van slaap. Of ze even meegaat naar het schuurtje? Ja, dadelijk. Altijd 's avonds mogen ze elkaar gezelschap houden, als een van de twee even weg moet —, het is in het schuurtje, je moet het plaatsje over en soms ritst er in donker een rat vlak langs je voeten even later hoor je dan een plons in de sloot - vooral op vrijdagavond, als je zelfs geen kaars meenemen mag, omdat je zelfs geen vuur mag dragen.
'Ja, ik ga mee —, ik kan dan straks de sinaasappelen snijden.'
En ze lei het nies uit haar hand en ze ging, ze liepen
21