Het was gewoonte, dat de Joden-kinderen elkaar vrijdagsmiddags wachtten en dan allemaal-samen naar huis gingen. Het groeide in de gang tot 'n troepje van 'n kleine twintig en als ze allemaal gereedstonden opende de grootste de zware buitendeur en verdwenen ze bedaardjes de stoep af.
Buiten was 't grauw-koud. De sloten lagen wel dicht, maar 't was voos, vuil-gelig ijs, vol week-ronde bobbels, waar geen mens op reed.
De achterhuizen van 't armelijk Vinkepadje, vlakbij-school, kniesden triest tegen de bevroren sloot aan - ; bij open water had-je zo geen erg, hoe ellendig en smerig-vervallen die achter-enden daar lagen, maar nu de sloot net zo'n straatje was geworden, waar ieder vrij kon langs-lopen, hinderde 't gezicht van die vuile verwaarloosde krottenzooi veel meer. Voor ieder achterdeurtje lag 'n hoop rommel op 't ijs, keukenafval, aardappelschillen, koolstronken, overstrooid van oranje-bruine turfas en uit de gootsteengaten drupte water op 't fletse ijs, wat grauw-zwarte dooiplekken gaf, ziek-voos en gaterig-rot.
't Kindergroepje, eenmaal buiten de stille school, die ze onbewust imponeerde, werd luidruchtiger. Opgewekt-babbelend liepen ze naar huis, de vrij brede Schoolstraat door, met 'n viertal bruggetjes over de dwarssloten, die naar weerskanten zich uitstrekten 't land in, armelijke, in de wei doodlopende straatjes erlangs. Aan weerszij van de weg dropen de kale bomen -, en verderop, tot héél ver, stonden kniezerige molens met hun stille, grauwe wieken in 't kille land te druilen.
't Onbewust-waarnemen van 't contrast tussen dat droef en troosteloos buiten met 't blije lamplicht van de kamer thuis, warm gestookt en waar 't Sabbath-maal wachtte, doordrong de kinderen van 'n warme, intieme vreugd, 'n wél-voelen, dat hun praten rustig-blij deed zijn.
Al onder 't voortgaan slonk het groepje. Hier en daar bij 'n hoek scheidden er zich af, na 'n vrolijkgerekt daag en de broers- en zusjes of de buurtjes, die bijeenhoorden, stapten dan vlug hun straatje in en naar huis.
Juist, waar de straat, tamelijk steil oplopend, eindigen
39