6
Het onwaarachtig, onsamenhangend karakter van alles wat over ‘landaard’ en ‘volkskarakter’ wordt georakeld, legt tegelijkertijd de ontoereikendheid van het nationaal verband meedogenloos bloot.
Hoe zou er zich wezenlijk saamhorigheidsgevoel kunnen baseren op een ‘unité de sang’, ‘unité de culture’ die bij onderzoek blijkt zo volkomen fictief te zijn? Doch al zouden ook alle theorieën en hypothesen der craneologie juist blijken, dan konden ze nog nimmer de basis zijn voor saamhorigheidsgevoel. Ze spreken tot niemand. In dezelfde familie, in hetzelfde gezin bestaan de al dan niet toevallige verschillen in schedelvorm en lichaamsbouw, waarop zich de antropologische groeperingen baseren, zonder dat iemand ze opmerkt. In de literatuur spelen ze geen rol. Als uitzondering noem ik een zekere brachycefalen-voorkeur bij Galsworthy, die inmiddels altijd enigszins geforceerd-theoretisch aandoet. Tezamen met en tegenover de dolichocefalen-exaltatie van Gobineau werpt hij echter een aardig licht op de in het vorig hoofdstuk verklaarde vijandschap tussen de op haar manier superieure kudde en het op zijn manier superieure individu.
Bij Galsworthy zijn nl. altijd de dogmatische, conservatieve, fantasieloze en intellectloze zelfgenoegzame aristocraten de dolichocefalen —, de begaafde, nerveuze, fantastische dromers, denkers, hervormers de brachycefalen. Echter zijn het de eersten, die hun land ‘groot’ helpen maken door blindelings in hun eigen recht en hun eigen superioriteit te geloven, door te beamen ‘our country right or wrong’ zonder te vermoeden dat dit beduidt ‘I right or wrong’ —, en het zijn de brachycefalen die hun land benadelen, door aan de regering
?8