ordenen en denken. Denken is onderscheiden en dit is ordenen. Door deze werkzaamheid krijgen ‘Ik-en-Wereld’ voortdurend een nieuw aanzien, en dit produceert in de denkende een gestadige verwondering. Deze verwondering is de weg naar het inzicht. Dit leerde reeds Plato: Door verwondering komt men tot wijsheid.
Voorzover dus de Levensdrift het inzicht weerstreeft, weerstreeft hij de verwondering. Inderdaad: het tegendeel van de verwondering is het vanzelfsprekendheidsgevoel, de algemene verschijningsvorm van het fundamenteel dogmatisme, het soevereine werktuig van de Levensdrift. Dit belet immers het kritiseren, en kritiseren is onderscheiden en onderscheiden is opheffen en opheffen is zelfopheffen (krachtens de formule: er is geen ander zijn dan anders-zijn) en zelfopheffing is dood.
Overal valt tegenover de verwondering in de kritische geest, het vanzelfsprekendheidsgevoel in de niet onderscheidende waar te nemen. Naam, taal, zede, gebruik, mode, levenswijze, godsdienst, alles van zich zelf aanvaardt hij kritiekloos, zonder tussen het incidentele en het essentiële, het aanklc-vende en het immanente onderscheid te maken. Zakdoeken en theekopjes gaan bij het dozijn, kinderen moeten hun ouders eren, Christenen staan hoger dan Heidenen, suiker smelt, de steen valt, bloedschande is een gruwel, vrouwen moeten geen mannen vragen, stoelen hebben vier poten, en zo tot in het oneindige door. In niets van dit alles is reden tot verwondering. Het afwijkende wordt gevoeld als abnormaal en dwaas.
Een Duits meisje, vernemend dat men in het Nederlands de zelfstandige naamwoorden niet met een hoofdletter schrijft, riep verbaasd uit: Wie komisch! Geen gemotiveerde voorkeur voor eigen wijze van doen, die als vergelijking onderscheiding zou zijn en tot opheffing leiden, doch eenvoudig een onwrikbaar gevoel van vanzelfsprekendheid dat in het afwijkende slechts het dwaze kan zien. Het incidenteel zich te zanten bevindende wordt als het essentieel tezamenbehorende opgevat, tussen het toevallig aanklevende en het met het wezen samenhangende geen onderscheid gemaakt.
In de zucht naar de onderscheiding, gepaard aan de on-