sjouwerigs.’
De bejaarde notaris kuchte, verschikte onnodig zijn hril en tikte even fel met zijn potlood op tafel. Zij keek ervan op, maar zweeg nu toch. Hij vervolgde: ‘Er is iets in zijn jeugd gebeurd, waardoor hij in de gevangenis raakte. Niet lang en volgens zijn verhaal onschuldig. Van de doden niets dan goed. . . enfin, toen hij werd vrijgelaten stond hij eenzaam en berooid voor de poort.’
'Ja. . . dat hoort nou echt bij zo’n verhaaltje Dat is klassiek.’
Zij lachte nu werkelijk hartelijk en de notaris voegde weer iets bij de inventaris. Dat haar tanden nog echt en gaat en wit waren. Korzelig antwoordde hij:
‘Ik ben blijkbaar niet geschikt voor troubadour, mevrouw. Daarom zou ik u liever stukken uit z’n dagboek voorlezen. Trouwens, u zult dat óók erven.’
‘Oh... la... la,’ zei ze opeens gekalmeerd en timide. En keek nieuwsgierig naar een oud dik schrift dat de notaris opende.
‘Luistert u?’
‘Ja.’
'14 juli 190S. Hedenmorgen de zon weer gezien. Na twee maanden gevangenschap. Stond onwennig buiten de poort. Mijn kleren roken naar kamfer. Heb 20 gulden verdiend met zakjes plakken. Ben naar de markt geslenterd om weer te wennen aan de mensen en niet gezien te worden in de volte. Kocht een schrift voor dagboek en brood en kaas voor avond,maal. Weet niet hoe en waar ik werk zal vinden.
15 juli 1908. Sliep in een park op een bank. De kille dauw en een agent joegen me al vroeg op. Geen werk gevonden. Bezit nog 1 19,60 en het brood is nog niet op.
16 juli 1908. Heb werk gevonden als bordenwasser. Van tien tot middernacht. Loon 5 gulden per week en een broodmaaltijd per dag. Heb een slaapkamertje durven huren. 1 gulden per week. De hospita is een gezellige dikke schommel, maar onverzorgd en groezelig. Zo ook het kamertje en geen lakens op bed.
17 juli 1908. Vroeg opgestaan om wat te wandelen in de zon,
69