Zijn stem trilde, zijn ogen brandden.
‘Eindelijk,’ juichte tante Duifje, ‘eindelijk is er een verstandige dokter opgestaan. En wees nou maar eigenwijs en stoor je d’r niet aan. Dan lig je binnen een jaar op Toepad. En wat nog?’
‘Kom me halen,’ vleide hij.
‘Ja. . . ik kom je daar halen! Ik heb niks anders te doen! Gasten vanavond, het meisje niet te regeren omdat ze zich gisteravond verloofd heeft, de werkster niet gekomen, en dat kind, mijn man, moet worden gehaald. Wat heeft dokter Levisson gezegd.''’
Dit klonk opeens bezorgd.
‘Te zwaar. Vet om ’t hart. En weet ik veel! En bijna niks meer eten. Alleen rookvlees en fruit en nog meer ongein... en geen sigaar meer.. . en uren lopen. Duitje, wat is een mens? Wat is het leven... wat is alles?. . . wat
Zij onderbrak: ‘Een mens is wat hij wil zijn. Ik hang op. En laat je door Bennie thuis brengen. . . of. . . of. . . neem een taxi.’ besloot ze hartelijk.
‘Taxi? Het groeit me niet op m’n rug,’ sputterde hij.
‘Neem dan géén taxi. Koop vandaag maar weer een paar duizend gulden stroppen, maar neem géén taxi. Dag!’ En weg was tante Duifje.
Jonas Pinkhof liet zich nu helpen met het uitdoen van zijn jas. Voor het eerst in zijn leven en hij vond het prettig. Toen begon hij aan de ochtendpost en vergat zijn ziekte door de exquise chicanes van sommige afnemers.
Halfeen. Bennie Elzas rukte demonstratief de rechterla van zijn bureau open, haalde z’n twaalfuurtje te voorschijn. Jonas Pinkhof keek misprijzend naar de jonge man. Hoe hij begerig in de boter-hamzakjes loerde, de inhoud op z’n bordje etaleerde en iets van z’n vingers likte.
‘Alweer eten?’ vroeg Jonas Pinkhof.
‘Het is halfeen, oom.’
‘Is halfeen een wet van Meden en Perzen om te gaan eten? Kan halfeen niks anders betekenen? Kan halfeen niet het teken zijn om
57