levenslustige, rijzige man, spoedig gedeprimeerd maar op slag weer optimist. Pieter van Oven was zwaar en massief, bezat een neerdrukkende rust, vooral als zijn compagnon opgewekt en ondernemend was, zodat Jacob Ehrlich hem eens tijdens een zakelijke onenigheid had toegeroepen: ‘Mijnheer!!. . . lééit u nog?!’
Bovendien had Pieter van Oven een gewoonte die Jacob bijzonder irriteerde. Met een loodzware genegenheid kon Van Oven naar zijn dynastie aan de muur turen en vervolgens met een misprijzend afgrijzen naar die van zijn partner. Dan wees hij en zei steevast: ‘Mijnheer Ehrlich, daar kom ik nog eens te hangen. . . en u daar. Wie zal de eerste zijn?’
Dan keek Jacob hem met genepen ogen aan en antwoordde: ‘Mijnheer Van Oven, u maakt lugubere grapjes!’
De laatste tijd kwam deze opmerking van Pieter van Oven steeds meer voor en het maakte Jacob Ehrlich een beetje nerveus. Hij betrapte zich erop dat hij steeds misprijzender keek naar het portret van zijn vader en de plaats ernaast. Zijn plaats! En wanneer zou hij die moeten gaan innemen? Zo rond de vijftig beginnen de kritieke jaren en een man kan zó sterven! Of hij moet maandenlang uit de running, en als hij dan terugkomt, is hij vermagerd met rimpels en vouwen en een tikkeltje gebogen. En zijn secretaresse glimlacht als Mona Lisa en schuift al maar gedienstig een stoel aan voor haar patroon, die echt vermoeid is en dikwijls plaatsneemt. Als de levenslustige Jacob daaraan dacht, brak het angstzweet hem uit. Op een dag toen Pieter van Oven weer eens zijn treiterige vraag had gesteld, keek Jacob hem onverhoeds aan. En zag in de ogen van Pieter een geniepige vonk. Jacob wond zich dit keer niet op. Dit was geen plagen meer, het was systeem geworden. Daarom zei hij zoetjes: ‘Compagnon, wat denkt u van een wedstrijd om onze plaatsen aan de muur? Ik wed dat ik u overleef. Bent u het eerste dan offreren uw erfgenamen mij een kostelijk diner. Verlies ik dan zullen de mijne u een olieverfschilderij aanbieden om te zijner tijd op uw plaats te hangen.’
Pieter van Oven deed verontwaardigd en riep: ‘Dat gaat te ver!!
44