Ehrlich en Van Oven, sinds 1703, in tabak en specerijen. Zo luidde de geloofsbelijdenis van twee families. In hun erfopvolging was geen onderbreking geweest, te rechter tijd kwamen hun zoons ter wereld om op dertigjarige leeftijd als firmanten in de firma te treden. Het gebeurde soms dat een oude Ehrlich een piepjonge Van Oven als compagnon kreeg, maar die jonge Van Oven werd ook eens oud en vond dan op een goede dag een groen uit het huis Ehrlich tegenover zich in het privé-kantoor. Naast hun trots op de eeuwenoude firma waren de families doortrokken van een heilig gevoel voor traditie en daarom hadden zij een soort Ahnengalerie.
Boven langs de muren van het machtig grote privé-kantoor hingen de portretten van de gestorven patroons. De beginnelingen Jeze-chiël Ehrlich en Dirck van Oven. broederlijk naast elkander. Hun opvolgers zwermden uit langs de wanden, de nakomelingschap van Ehrlich rechts, de Van Ovens drongen op naar links. De rijen waren lang, want soms waren er vier partners Ehrlich en vijf idem Van Oven in de firma werkzaam geweest en iedere dode had recht op een plaats, al had hij slechts een ondergeschikte rol in de glorie van de zaak gespeeld. Maar ook dat was traditie, één Ehrlich en eén Van Oven waren tegelijkertijd primus inter pares. Door deze rangschikking hadden de spitsen van de voorvaderlijke colonnes zich ver van elkander verwijderd. En dit bleek symbolisch voor de thans regeren-den, facob Ehrlich en Pieter van Oven, die hun zakelijke gesprekken voerden als meneer Ehrlich tot meneer Van Oven en u tot u.
Zij waren ongeveer even oud, begin vijftig, en belden hadden zoons en kleinzoons in ban en achterban. Jacob Ehrlich was een nerveuze,
43