de leveranciers uit de hoofdstad liepen de deur plat om de solide, wat dromerige Simon Rosenheimer veel, heel veel, te verkopen.
Jachetje zei niets. Maar Sjimme zag genoeg aan haar opgetrokken wenkbrauwen en de mooie, nu fonkelende ogen. Hij had voor de gelegenheid zijn trouwpak aangetrokken, want hij had gevoeld dat deze mijlpaal in zijn leven niet voorbij gegaan kon worden op trijpen pantoffels en een lustre jasje aan.
De telefoon hing aan de muur, de microfoon vooruitgestoken als een varkenssnoetje, het hoorapparaat ernaast als een zwart dobbelaarsbekertje. Vol ontzag, maar niet muisstil keek de volle winkel toe hoe Sjimme Rosenheimer het achttiende nummer van het plaatselijke telefoonnet werd.
Simon Rosenheimer draaide heftig aan een hendeltje, drukte het bekertje tegen zijn oor, borg zijn snorren en zijn mond bijna op in het varkenssnuitje. De toeschouwers hoorden pruttelen en iets van gowgowgow. Sjimme stamelde een nummer waarmee de telefoonjuffrouw hem in de hoofdstad verbinden moest. Daarna wachtte men. Het werd zo ongeveer een staande receptie, er werd gelachen en gebabbeld en al die tijd wachtte Sjimme zenuwachtig bij het toestel alsof hij aan de kaak gesteld was. Jachetje was alweer druk aan het verkopen, haar reiskleding nog aan. Men moet het ijzer smeden als het heet is. . .
Toen rinkelde de bel. Het publiek keerde zich naar het toestel, werd zo stil als bij het opgaan van het doek voor een tweede akte van de Italiaanse opera.
Simon stamelde iets in het varkenssnoetje, keek benauwd en hulpzoekend achterom. Maar de menigte was ijzig, de gladiator moest zijn werk doen... en goed!! Weer gepruttel en gowgowgow en Simon benauwd voor het toestel. Toen riep hij verward ‘Izzudaar?’ Verder kwam het niet. Het bleef gowgowgow en het werd geen gesprek. Er werd gegrinnikt en teleurgesteld verliet men de winkel.. . de gladiator had gefaald!! Jachetje snelde huilend de trap op, naar het bovenhuis. Die schlemiel, die dromerige beeldjessnijder, daarop
10