Cambell bekende niets. Gevraagd naar de betekenis van zijn bedreiging met gevangenneming van twee mannen in Londen, antwoordde hij dat een revanche-maatregel geen bekentenis van een misdrijf zijnerzijds inhield. De President-Schepen keek hem koeltjes aan en vroeg:
„John Cambell, beseft u dat uw leven aan een zijden draad hangt?” „Mijnheer de President-Schepen vergist zich. Mijn leven hangt aan een zeer stevige tros. Ook de levens van uw correspondenten in Londen hangen aan zo’n stevig kabeltouw, zolang mijn tros niet rafelt en breekt.”
„John Cambell, in uw woorden mis ik het respect voor de Justitie van Amsterdam,” antwoordde de President-Schepen boos.
„Nochtans is dat respect volledig aanwezig, Mijnheer de President-Schepen. U wilt mij wel veroorloven u eraan te herinneren, dat ieder burger zijn natie in tijden van oorlog op bijzondere wijze tracht te dienen. Dat doen Hollanders nu in Engeland, dat doen Engelsen in de Unie. Daarbij neem ik de vrijheid u erop te wijzen, dat het soms voordeliger is elkanders correspondenten niet op te hangen, integendeel... hen goed te behandelen. Zeeoorlogen duren nooit lang en na het tekenen van de vrede moeten wij weer zaken doen, Mijnheer de President-Schepen.”
Mijne Heren van de Gerechte keken elkander aan en voelden zich onaangenaam gekwetst door de ware woorden van de Deken. Engeland en de Unie hadden elkander niets te verwijten, ieders inlichtingendienst trachtte zoveel mogelijk te weten te komen.
„U gebruikt een mooi woord voor spion,” beet de President-Schepen hem toe.
„Als het u aangenamer is, wil ik gaarne spreken van goede vaderlanders. Dat is voor ons beider landen eervoller. Ik geef toe, dat het makkelijker is om de volkswoede op kookpunt te houden door het gebruiken van het woord spion, Mijnheer de President-Schepen.”
Zij keken elkander fel aan. Toen ontspanden zich langzaam hun trekken en zij glimlachten gereserveerd. Er zijn nu eenmaal situaties, waarin men even sterk is.
„Wij zullen ons beraden, John Cambell,” zei de President. „Hebt u wensen?”
„Ik wilde gaarne, dat m’n hok wat wordt opgefleurd. En ik wens deze gevangeniskost niet. Een gezonde John Cambell kan u na de oorlog van veel nut zijn, Mijnheer de President-Schepen.”
„De heer Schout zal uw vragen welwillend beoordelen, John Cambell.”
90