De Schout en Reinier Vinck wandelden langs het Damrak. De Schout zei gedempt:
„Gisteravond heb ik John Cambell gevangengenomen en ingesloten. Hij heeft gedreigd, dat door zijn arrestatie twee van onze mannen in de Tower zullen worden geworpen. Ik wil weten of hij bluft, Reinier Vinck.”
„Mijnheer de Schout, het leven van een justitieman is een ketting van goede en slechte grepen. Uw samenspel met mijn komedie over die Poolse reis was uitstekend.”
De Schout stond stil en keek de koopman zo verbaasd aan, dat deze zijn lachen niet kon bedwingen. De Schout stamelde:
„Dus... dus... die arrestatie van John Cambell was een slechte greep?” „En of. U hebt de eerste schakel van de ketting af geknepen... de rest ligt nu in het IJ. We zullen geduldig moeten dreggen.”
De Schout wandelde stuurs kijkend verder. Bij de vismarkt stond hij stil, tikte de koopman op de schouder en zei:
„U hebt gelijk, ’t Dreggen is voor u... daar loopt Pieter Ravesteyn.” Hij wees naar de onderschout, die langzaam de Kalverstraat in draaide. „Ik zal hem opdragen zijn onderzoek te staken.”
„Hoeft niet, mijnheer de Schout. Pieter Ravesteyn doet soms scherpzinnige dingen. Laat hem maar, er woelt misschien wel wat op.”
Toen namen zij afscheid met een forse handdruk. Er was tussen hen geen naijver, alleen jarenlange vriendschap.
Beurstijd. In de open hof en onder de arcaden honderden kooplieden. Ieder land kenbaar aan zijn klederdrachten. Er werd ernstig gepraat, er werd gelachen, grappen gemaakt. De laatste nieuwtjes circuleerden met ongelofelijke snelheid. Privé-zaken gingen over de tong, want de Amsterdamse huisvrouwen waren heerszuchtig en de vriendinnetjes vrijpostig en veeleisend.
De Engelse kooplieden dromden stil en schuw bijeen, hun Deken was gisteravond gehaald en zij voelden zich bedreigd en zonder schut. Daarbij, in een hoek geleund tegen een pilaar, stond de onderschout Pieter Ravesteyn en nam op zijn gemak allen op. Ook de beursknecht was bijzonder actief door de aanwezigheid van de substituut en luisterde argwanend en nerveus of de heren vloekten. Dat was verboden en hij inde graag de boeten onder de hoede van de justitie.
Maar onopvallend had Pieter Ravesteyn het meest oog voor Simon de Bye. Hij verkocht. De ladinglijsten van zijn Dantzigvaarders waren
85