en zijde en andere luxeprodukten. Aan een kleine zending van die goederen werd evenveel verdiend als aan een vol schip hout of koren. Weinig belangwekkend, die oübaas... en zij keerden zich van hem af, dronken hun Jerezwijn en hadden allerhande verhalen over alleman.
Reinier Vinck zat alleen en dronk zijn brandewijn. Zo nu en dan lachte Anna hem verlegen toe, zij had het te druk om bij hem te komen babbelen. Maar toen het even kon, kwam zij toch nog en fluisterde in zijn oor:
„Koopman, ik wilde u eens spreken... over deze herberg.”
„Dat kan, beste meid. Kom maar bij ons thuis.”
„Ik kan zo moeilijk weg.”
„Goed, dan zal ik na het avondbrood nog een glas komen drinken. Het is dan wel even stil hier.”
Ze gaf hem een vertrouwelijk kneepje in de arm, liep snel naar de keuken en bracht hem als dankoffer een stuk warme pastei. Hij schudde nee en nee, maar at het toch smakelijk op.
En toen kwam er opeens wat beweging. Tot hun grote verbazing zagen de kooplieden de Schout binnenstappen. Anna verbleekte.
Hij kwam uitsluitend in een herberg of een eethuis uit hoofde van zijn ambt, als er met dodelijke afloop gevochten was of een ontuchtnest moest worden uitgebezemd.
„Kijk, kijk,” riep hij en liep op Reinier Vinck toe. „Dus het is toch waar, dat u terug bent. Even een oude vriend de hand drukken.” „Mijnheer de Schout, dit is te veel eer voor een oud man, te veel.”
Reinier Vinck rees op en schudde de Schout krachtig de hand.
„En van wie hebt u mijn terugkomst vernomen?”
„Tja,” lachte de Schout. „Een man van ’t gerecht waait dat zomaar eens aan.”
„Wanneer u het mij toestaat, loop ik een eindje met u mee, mijnheer de Schout.”
„Maar natuurlijk, mijn waarde. Ik hoor wel eens graag hoe het in de Duitse landen gesteld is.”
Reinier Vinck greep zijn schoudermantel, liep naar de toog en betaalde zijn vertering. Anna knikte vriendelijk en hij gaf haar een knipoogje van verstandhouding. Toen verliet hij met de Schout 'De Lente-blom’.
„Een gezien koopman,” zei Eliazer Pluym tevreden. ,Ik zou mij niets beters wensen op mijn oude dag.” En hij dronk ad fundum om dit verlangen te onderstrepen.
84