De volgende dag, tegen beurstijd, kwam Reinier Vinck in 'De Lente-blom’. Verrast kwam Anna Swaerdemaeckers hem begroeten, haar ogen vonkten van pret, want zij mocht de oude koopman bijzonder graag. Zij trok hem bij de hand mee naar de hoofdplaats aan de lange middentafel. Daar moest hij neerzitten, terwijl zij riep:
„Wel, wel, koopman Vinck, wat fijn om u weer te zien. Hoeveel maanden bent u wel uit Amsterdam geweest? Wat zal het zijn, wilt u eten?” „Kom, kom, joffer Vinck is nog steeds beroemd om haar keuken en berucht om haar overdaad. Nee... een glas brandewijn, daaraan ben ik gewend geraakt in dat Polen.”
„Was u in Polen?” vroeg Anna vol ontzag. Namen van verre landen maakten haar klein en dan knaagde het aan haar ziel. Reizen!
Als het even kon maakte zij een wandelingetje naar de Schreiers-toren en tuurde dan over het IJ. Dan woei de wind om haar gezichtje en speelde met haar rokken, dan tintelde haar bloed, dan was zij een Hollandse vrouw tot in de toppen van haar vingers.
Reinier Vinck keek haar glimlachend aan, hij zag de schittering in haar ogen en peilde haar verlangen.
„De volgende keer neem ik jou mee, waardin, tenminste... als joffer Vinck niet jaloers is.”
„Waarom zou joffer Vinck jaloers zijn, koopman?” plaagde zij terug. „Een oud man als ik mag geen complimenten meer maken, Anna Swaerdemaeckers... Weg die gekheid... Poolse brandewijn met wat blokjes oude kaas.”
Anna haastte zich naar de toog, riep naar de keuken om de kaas. Een paar kooplieden praatten wat met Reinier Vinck. Ook Eliazer Pluym, die juist binnentrad, begroette de koopman allervriendelijkst en ging bij hem zitten.
„Zo, zo... Reinier Vinck, dus Polen! En wat hebt u gekocht?” vroeg hij, onverschillig doende.
„Och... wat eikehout. Wij hebben nu veel hout nodig voor onze nieuwe vloot. En graan, dat was altijd de kurk van de Amsterdamse handel.”
Een gemompel ging langs de kooplieden. Naar Polen was die Reinier Vinck gereisd. Dwaze oude man. Er waren toch voldoende makelaars en faktoors in Amsterdam? De Duitse post werkte normaal en snel. Dwaas, zoiets was veertig jaar geleden goed geweest toen de koopman er dikwijls nog zelf op uittrok om ter plaatse te keuren, te kopen en te bevrachten. En dan hout en graan... Nee, zij voelden meer voor bont
83