Behoedzaam opent de Schout zijn huisdeur. Staande op de hoge stoep van zijn woning kijkt hij nauwlettend links en rechts, daalt dan vlug de acht stenen treden af. Snel gaat z’n dorre gestalte langs de huizen, zijn stap is voorzichtig, nauwelijks hoorbaar. Hij loopt door verschillende stegen, keert soms even terug als hij ratelwachts hoort. Op de bruggen is hij bijzonder behoedzaam en wandelt snel om de veilige donkere huizenrij van het Singel te bereiken. Dicht bij de sluizen staat een huis, hij bestijgt niet de stoep, maar klopt zacht en dringend op de deur van het onderhuis. Er wordt onmiddellijk geopend en schielijk verdwijnt zijn donkere gestalte naar binnen.
„Goede avond, mijnheer de Schout,” zegt een oude vrouw en pakt zijn hand, „hier langs.”
Zij gaat hem voor met een kaars, die onrustig flakkert. Hij volgt door de gang langs de wijn- en voorraadkelders naar de keuken in het achterhuis.
Hier brandt vuur in de schouw, het is er prettig warm. De luiken zijn gesloten, een paar kaarsen staan op tafel en werpen een warme gloed op het koperwerk langs de muren. De vrouw sluit snel de deur achter hem, een man staat op van zijn stoel aan tafel. Een oude man in sober zwart wambuis met platte witte kraag en ponjetten. Hij draagt geen hoed, een klein zwart kapje rust op zijn grijze haren.
„Welkom, mijnheer de Schout,” zegt hij met een zwakke glimlach.
„Welkom in Amsterdam, Reinier Vinck,” antwoordt de Schout en ontdoet zich van zijn mantel. De vrouw helpt gedienstig en legt de mantel op een dekenkist. Met een vriendelijk gebaar nodigt Reinier Vinck de Schout aan tafel.
„Wat wilt u drinken, mijnheer de Schout, of misschien wat eten?” vraagt de vrouw vol verwachting.
De Schout glimlacht; zijn anders zo strenge ogen zijn nu opmerkelijk mild en vriendelijk.
„Ik durf het nauwelijks te vragen, joffer Vinck, ik voel me als een begerig kind, maar eenmaal zondigen maakt een recidivist.”
„Dus de Arabische zonde? Ik wist het wel, mijnheer de Schout... daarom... het staat op u te wachten.”
Opgewekt neemt joffer Vinck een bundeltje wollen stof bij de hoek uit de schouw. De mannen kijken nieuwsgierig toe, hoe zij omzichtig de doek afwikkelt en de stenen koffiepot te voorschijn komt. Dan schenkt zij drie mokken vol, doet er kandij en dikke room bij en lang-
78