De Soete Bazinne

Titel
De Soete Bazinne

Jaar
1960

Pagina's
314



tafel, schreeuwende: „Hou op met dat gedrens... ter dood veroordeeld, ter dood veroordeeld... je bent bezeten!! D’r uit... d’r uit... de straat op en er niet meer in vóór etenstijd.”

Ze duwde hem de herberg uit, waar zich reeds een groepje straatjongens had verzameld, die als kleine saters gierend van pret om haar en Ysbrandt de Graef begonnen rond te springen.

Diep beledigd, maar zich inbeeldende nog te zwak te zijn voor een krachtig verweer stuntelde hij op z’n spillebenen naar de Dam. Bij de Waag bleef hij staan. Naar het drukke gedoe bij de schalen kon hij uren kijken en het was voor hem als de voorstelling van rondtrekkende komedianten. Het verwonderde hem, dat niet alle deuren open waren en hij vroeg aan één der knechten de reden.

„Nog nooit fen de oorlog mit de Brit gehoord, waord! As ’t so verder gaot, is d’r straks niks meer te wege.”

„Zo’n vaart zal het wel niet lopen,” bromde Ysbrandt de Graef. „Niet??? D’r dwaolen al honderde speldewerksters rond sonder werk. Links en rechts worde geselle ontslage. D’r benne erges meesters, die nou sellef as gesel motte gaon. Strakkies hebbe me geen van alle werk of te vrete... Wet ik je brom.”

De waagknecht wond zich op. Hij wees in de richting van de Beurs en vervolgde:

„Daor staone se naaw... die sjaggeraors! Feel te weelderig en te fet om te kenne fechte. ’t Is gedaon mit de Unie. As je strakkies soms een bottelier ken gebruike?”

„Ik ben niet meer in zaken, man,” antwoordde Ysbrandt de Graef somber.

„Bin je binne, waord?”

Ysbrandt de Graef keek hem zo droevig mogelijk aan, tikte hem met zijn benige vinger op de borst en zei:

„Weet je wie er voor je staat?”

„Ik hib de hele taad gedoch, dat het Aasbrendt de Graof wes, de waord fen 'De Lenteblom’, maar nou je ’t seg, sien ik da’je de Raodpinsionaris bin,” riep de knecht en sloeg de waard krachtig op de schouder. „Verrek jij... en neem een ter dood veroordeelde niet in de maling.” Ysbrandt de Graef huilde bijna. De waagknecht sperde zijn ogen open en riep:

„Sins wanneir laote maane Heire van de Gerechte een halsafsnaier nog een wondeltochie maoken foor det ie gekopt wordt,” en de knecht lachte zo daverend, dat zijn maats kwamen toelopen.

70

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.