had hem met een schip naar de bocht van Guinée teruggezonden.
De Schout glimlachte. Een vreemde stad dat Amsterdam. Een stad, waarin allerlei mensen rondliepen, uit alle landen der wereld, een stad waar men leren kon, dat er méér bestond dan het eigen huis, de naaste bloedverwanten en die paar mensen, waarmee men als ambtenaar te doen had. Er werd op de deur geklopt, hard en gejaagd. Een gerechtsdienaar kwam binnen en meldde dat er een vrouw was vermoord in de Heintje Hoeksteeg. En men verwachtte de Schout...
Chajim Todelche stoorde zich niet aan de woorden van de rakker, die hem de wens van Pieter Ravesteyn had medegedeeld. Voor de tweede keer ging hij naar Ysbrandt de Graef en niet tegen de avond, maar in de ochtend toen 'De Lenteblom’ vol gasten was. Welbewust drong hij zich door de menigte naar de wenteltrap, die hij langzaam en waardig besteeg. Bezorgd keek Anna Swaerdemaeckers hem na. Haar vertrouwen in deze man was niet groot. Dokter Gillis Navander had altijd pap of weke kost voorgeschreven. Deze jodendokter had een dag vasten aangeraden, daarna twee dagen gekookt water en scheepskaak. Met de moed der wanhoop had Ysbrandt de Graef gehoorzaamd, de scheepskaak had hij moeten weken wegens zijn tandeloze mond. Nauwelijks was de dokter boven of Pieter Ravesteyn betrad 'De Lenteblom’. De onderschout was er niet meer geweest sinds die bewuste nacht. Zijn woede tegen de waardin was zo groot, dat hij zich voorgenomen had nooit weer een voet over haar drempel te zetten en zijn ochtendborrel ergens anders te drinken. Maar het beeld van Dirckje Swaen liet hem niet los. En voordat hij de herberg was binnengestapt, had hij gemompeld: Een niet-veroverde vrouw trekt harder dan vier paarden.
En nu hij Chajim Todelche de herberg had zien binnengaan, verschool hij zich achter zijn officie en vond het heel prettig binnen te kunnen stappen. Hij zou Dirckje weer zien, Anna Swaerdemaeckers tarten met zijn aanwezigheid en eigengereide manieren en bovendien nu eens en voor al een einde maken aan de brutaliteit van die jodendokter.
Breed en machtig, volgens zijn gewoonte, bleef hij in de deuropening staan en monsterde de bezoekers, zocht met de ogen Dirckje Swaen. De herberg was stampvol. Bijna iedereen stond, behalve in de opkamer waar sommigen reeds een warme schotel gebruikten. Door zijn routine viel het Pieter Ravesteyn niet moeilijk om snel de gasten te onderscheiden. Vele bekende en voorname kooplieden stonden gedrongen rond Siebe Montanus. Voor de toog praatte een groepje met Eliazer
58