recht daagt, hoe zal de overheid van Amsterdam dat dan opvatten?”
Het gezicht van de Schout betrok. Op koele toon antwoordde hij: „U woont jaren in Amsterdam. En u hebt nog steeds niet begrepen, dat deze stad gebouwd is op fatsoen? Zonder vertrouwen kan geen wereldhandel bloeien. Voor Christen of Jood of Moor is er slechts één recht in Amsterdam. Vergeet dat nooit, dokter Todelche. Maar ik verzoek u de koopman Simon de Bye nog een week tijd te geven. Dit land is in oorlog, veel schepen zijn nog op zee en reeds lang over tijd. Daarom is het mogelijk, dat een koopman nu wat krap zit. En de kredieten zijn schaars.”
„Genendel Kossmann zal dit uitstel verlenen, mijnheer de Schout.”
De Schout knikte welwillend en gaf een teken, dat de dokter kon gaan. Chajim Todelche zette zijn hoed op, keerde zich om en liep langzaam naar de deur. De Schout keek hem oplettend na, iets onverzettelijks was er in die stoere rug. En de Schout werd er lichtelijk door ge-irriteerd. Waarom groette die jood niet met een buiging, wat verbeeldden zij zich? Zij leefden toch in Amsterdam bij de gratie van de Overheid? Door de welwillendheid van hem, de Schout? Door de verdraagzaamheid van dit boertige goedige volk? En waarom was hij welwillend tegenover deze mensen, die eigenlijk een kleine staat in de staat vormden met eigen rechtspraak? Rabbijnenrechtspraak! En alleen dan procedeerden voor het Schepengerecht als het tegen een Christen ging. Waarom, waarom, peinsde de Schout, die nog steeds staarde naar de zware deur, waarachter Chajim Todelche verdwenen was. Omdat de Heiland uit hun midden stamde? Was Christus een man geweest als Chajim Todelche? Of had hij het uiterlijk gehad als één van die magere donkere joden met felle ogen, die leefden in de Breestraat en de Houttuinen en de straatjes daar rondom? Zo moest Jezus Christus er toch wel hebben uitgezien en niet zoals op die schilderijen van een paar honderd jaar geleden. Nee, zo’n blonde Duitser of Vlaming, nee, nee, dat was niet waar. Christus zag er niet uit als een Vlaamse boer of een gebaarde Lubeckse schipper.
De Schout zuchtte. Wat een gedachten. Het is niet belangrijk om te weten hoe Christus er uit zag. De oude neger, die zij vorig jaar bij hem brachten en die daar zo gelaten voor hem had gestaan, had ook de Heiland kunnen zijn. Die zachte bruine vriendelijke ogen, die grijze baard, scherp afstekend tegen de bruine huid, die gelatenheid en dat volle vertrouwen in de goedheid van hem, de Schout. Hij had die verwachting niet beschaamd, de stad had voor de oude man gezorgd en
57