„Haar naam?”
„Genendel Kossmann uit Hamburg.”
Bedachtzaam knikte de Schout, hij herinnerde zich de naam, zijn geheugen was zeer scherp.
„Haar oom, Meïr Ballin uit Hamburg, heeft haar wissels meegegeven. Haar erfdeel. Iedere dag heb ik mijn knecht naar de koopman gestuurd om de wissels aan te bieden en steeds heeft hij hem weggezonden om een of andere reden. Welke weg staat haar nu open, mijnheer de Schout?”
De Schout keek verrast op, toen kregen zijn ogen de zo gevreesde onderzoekende blik en lang en scherp bekeek hij de dokter. Hij zei:
„U hebt uw woorden goed overdacht voordat u dit gehoor aanvroeg, dokter Chajim Todelche?”
„Ik weet dat dit een civiele zaak is, mijnheer de Schout, en ik ken het risico voor de joden van Amsterdam.”
„Welnu, wie is die koopman?”
„Simon de Bye van het Singel, die nu bouwt aan de Heerengracht.” „Zijn de wissels van Genendel Kossmann getrokken op een deposito?” „Genendels vader had sinds jaren een deposito van tienduizend thaler bij het koopmanshuis De Bye.”
„Waarom hield deze koopman geen rekening bij de Stadswisselbank?” „Elia Kossmann was een ouderwets man, mijnheer de Schout.”
„Hoe groot is het bedrag van die wissels?”
„Tienduizend thaler, mijnheer de Schout.”
„Waarom heeft zij de gehele som opgevraagd?”
„Zij wil hier zaken doen en trachten het verloren familievermogen terug te verdienen.”
„Waar verloren?”
„Het is mijnheer de Schout ongetwijfeld bekend, dat er pas sinds 1648 weer vrede in de Duitse landen heerst. In die dertig jaren oorlog is het vermogen van de joden verwoest en velen verloren het leven.”
De Schout knikte. Hij stond op en ging voor het venster staan, liet zijn blik dwalen over de Dam, over het af gebrande Raadhuis en de bouwput. Plotseling keerde hij zich om, keek de dokter strak aan en zei:
„Welke vraag ligt er achter uw vraag verborgen?”
Chajim Todelche tuurde naar de koperen kaarsenkroon, toen wat langer naar de vloer en antwoordde:
„Als Genendel Kossmann deze koopman Simon de Bye voor het ge-
56