Pieter Ravesteyn beet zich op de lip. Die verwaande kwast, maar toch een eerlijke vent, die zichzelf kende.
Beiden spoedden zich naar hun mannen. En het Raadhuis brandde totdat er niets meer te verteren viel en er ook niets meer overbleef dan de illusie van de blussers, dat zij uiteindelijk toch het vuur hadden overwonnen...
De Schout!
Lang en dor. De grijze ogen keken droevig ernstig de wereld in en maakten een vermoeide indruk door de wat opgezette wallen. Maar als hij sprak vonkten ze en spiedden en doorgrondden tot in het diepste van een mens. De neus smal en recht, daaronder de rustige mond, half verdekt door de witte snor en gemarkeerd door het sikje tussen onderlip en kin. Zijn haren waren dik en zilverwit, de wenkbrauwen ruig, de groeven bij de neuswortel trokken de aandacht naar het intelligente voorhoofd. Een man, deze Schout. Tegen de zestig jaar.
Zo zag hem Chajim Todelche, die met de hoed in de hand voor hem stond in z’n kamer boven de Waag, z’n tijdelijk verblijf na de brand van het Raadhuis. En de Schout bekeek Chajim Todelche, de joodse dokter. Zag het grijzende haar, dik krullend rond het kapje dat Todelche zelfs onder zijn hoed op het achterhoofd droeg. Zag ook de donkere ogen, een wereld van wijsheid, humor en waakzaamheid. Zag de brede neus, de zware snor en de verzorgde baard. Hij was niet groot, maar breed en stoer, de zware nek boven de witte kraag maakte hem bijna te zelfbewust.
De Schout, aan zijn zware balpoottafel gezeten, steunde met zijn armen op het blad, zijn lange vingers speelden nerveus met de kleine zandloper, die hij telkens om en om draaide. De dokter keek onderzoekend naar het gelaat van de Schout alsof hij een diagnose stelde en daarom vroeg de gezagdrager autoritair:
„Wat mankeer ik, dokter Todelche?”
„Men zegt dat de overheid niet duldt, dat een joodse dokter christenen onderzoekt, mijnheer de Schout.”
Beiden glimlachten veelbetekenend en begrijpend. De Schout vervolgde:
„Wat wenst u?”
„Vorige week is een jonge joodse vrouw in Amsterdam aangekomen en opgenomen in mijn huis. Haar aankomst is u gemeld op de ingediende lijst.”
55