De Soete Bazinne

Titel
De Soete Bazinne

Jaar
1960

Pagina's
314



„Vrouwen van 'De Lenteblom’, aan u is dit vuurfestijn gewijd. Ter ere van u, specimen der gratie, wordt dit oude uitgeleefde stenen karkas verast, opdat het nieuwe Raadhuis in al zijn glorie moge trachten uw schoonheid te evenaren.”

Dirckje lachte haar bijzonder moederlijk lachje, Jannegie keek onderzoekend naar de kapitein, want als zij iets niet begreep werd zij wantrouwend, naar de aard der Amsterdamse vrouwen. En Anna’s ogen vonkten iets te lokkend naar de smaak van de kapitein, maar het weerhield hem niet om eens heerlijk naar haar te verlangen.

„En vrouwen van 'De Lenteblom’, als u aan deze brand niet genoeg hebt, misschien wil het lot die oude visbanken ook opruimen en het gezwel dat daar uit de grond oprijst... de Waag!”

„Pas op, kapitein. Als de Schout u hoort, verdenkt hij u misschien de boel te hebben aangestoken,” riep Anna terug.

„De Schout zal me warm de hand schudden als hij verlost wordt van het hok, dat men zijn kamer noemde. En dan, gratiën...”

Pieter Ravesteyn dook naast hem op en keek hem kwaadaardig aan. Zei ruw:

„Verklets uw tijd niet, kapitein. Doe uw plicht en houd uw schutters in de gaten. Ik zal een oud wijf uit de menigte vragen om uw galante taak over te nemen.”

Boosaardig blikte Pieter Ravesteyn naar de drie vrouwen, want die nacht op de binnenplaats stak nog als een angel. Philippe de Haen greep hem bij de mouw, driftig omdat de substituut weer ruzie begon te maken en nu ten overstaan van het op relletjes beluste volk. Maar de onderschout schudde zich met een machtige zwaai los en zei gesmoord: „Vergrijp u niet aan een hoge beambte van Mijne Heren van de Gerechte, koopman. Al staan de Boeyen in vlammen, in het Prinsenhof zullen we wel nieuwe maken. Voor u... en voor anderen.”

Philippe de Haen was te verbaasd om direct te kunnen antwoorden. Wat mankeerde die kerel! Gelukkig kwam een schutter aanlopen om hen te verzoeken onmiddelkik mee te gaan. Want de boeken en het geld van de Wisselbank werden nu in veiligheid gebracht. En er was al gesignaleerd, dat het volk wegglipte met goud- en zilvergeld uit opengescheurde zakken. Ondanks zijn woede en afkeer tegen Philippe de Haen, zei de substituut nu zakelijk:

„Wat neemt u onder uw hoede, kapitein?”

„De papieren van de Weeskamer... ik ben te slordig in geldzaken.”

54

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.