vervloekte oude zeerover Ysbrandt de Graef. Goed, het geld lag nu in reserve om wissels te honoreren, die door Dantziger kooplieden op hem waren getrokken. Betaalde hij niet dan was z’n krediet in Dantzig verspeeld en behoefde hij niet meer te rekenen op Duitse deposito’s die hem nu nog zonder aarzeling werden toevertrouwd, zij het dan tegen hoge rente. Maar als z’n schepen verloren gingen, wat dan? Stormrisico achtte hij klein, daarvoor waren zijn kapiteins te ervaren, maar tegen kapers?... Zijn fluitschepen met 24 kanons tegen de zware Engelse linieschepen met soms bijna honderd stukken?
Het angstzweet brak hem uit en volgens z’n gewoonte rukte hij onbeheerst z’n zware hoed en pruik van het hoofd en liet ze slierten over de grond. John Cambell keek hem strak aan, zag de strijd op dit jeugdige verwaande gezicht en de onmacht... de onkunde... de geringe ervaring van een jong koopman.
„U veroorlooft mij te denken dat u zich nodeloos zorgen maakt, koopman De Bye. Het pakt altijd beter uit dan men vermoedt. Hebt u zich verzekerd bij de Assurantiekamer?”
„Neen.”
„Ik mag nu wel zo vrij zijn te veronderstellen, dat u met mij niet wedden wilt, maar ik wil u thans voorstellen uw schepen te verzekeren.” „U? Hebt u zoveel? En welke zekerheid kunt u stellen?” vroeg Simon de Bye gretig, terwijl hij John Cambell bij de arm pakte en hem nerveus kneep.
Onopvallend en zacht maakte John Cambell zich los uit z’n greep en antwoordde effen:
„Ik meen, dat uw twijfel omtrent m’n vermogen ongegrond is, mijnheer De Bye. Ik heb niet getwijfeld aan uw vermogen om mij de premie van tien procent te kunnen betalen.”
Simon de Bye was zo opgewonden, dat hij de zweepslag van deze woorden niet opmerkte. Rusteloos werkte zijn brein. Tien procent... dat is vierentwintigduizend gulden voor vier schepen! Om te gieren van de lach... Nauwelijks nog tienduizend gulden baargeld in z’n kist en wissels op het buitenland kan hij ook niet meer trekken omdat zijn deposito’s daar zijn uitgeput. En die oude deposito’s van de Duitse joden bij zijn firma? Ongedekt, ongedekt! Als die plotseling ook op hem trekken, dan kan hij ze niet betalen, dan... desolate boedel... desolate boedel... die waardin had gelijk! Waren die schepen uit Dantzig en Levant maar binnen! Dan was alles gered. Een vermogen zou hij verdienen aan de lading, vooral nu er oorlog was. En al het
48